1.6 Kiest gepaste ontwikkelingsmaterialen en leermiddelen.
|
|
2.4 Ondersteunt de persoonlijkheidsontwikkeling, de emancipatie en de maatschappelijke participatie van elke lerende.
|
|
2.5 Bespreekt actuele maatschappelijke ontwikkelingen met de lerenden.
|
|
5.3 Integreert vernieuwende inzichten en innoveert.
|
|
5.5 Definieert persoonlijke professionaliseringsnoden in functie van levenslang leren.
|
|
11.2 Relationele gerichtheid: toont in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect.
|
|
11.3 Kritische ingesteldheid: durft zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit en de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
|
|
11.4 Leergierigheid en eigenaarschap: is nieuwsgierig, zoekt actief naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen en neemt het leren in eigen handen.
|
|
11.5 Organisatievermogen: is erop gericht de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.
|
|
11.6 Zin voor samenwerking: engageert zich om collectief aan dezelfde taak te werken.
|
|