1.1 Achterhaalt de beginsituatie van de lerende en de leergroep.
|
|
1.2 Kiest en formuleert gericht doelstellingen.
|
|
1.3 Selecteert doelgericht leerinhouden en leerervaringen.
|
|
1.4 Structureert leerinhouden en -ervaringen tot een samenhangend geheel.
|
|
1.5 Hanteert gepaste werkvormen en groeperingsvormen.
|
|
1.6 Kiest gepaste ontwikkelingsmaterialen en leermiddelen.
|
|
1.7 Creëert een ontwikkelingsbevorderende leeromgeving voor elke lerende.
|
|
1.8 Observeert en evalueert het proces en product met het oog het versterken van het leer- ontwikkelingsproces.
|
|
1.11 Gebruikt een correcte, gepaste en uitdagende taal die de lerende tot verdere ontwikkeling stimuleert.
|
|
1.15 Realiseert kwaliteitsvolle interacties met lerenden als basis voor leren.
|
|
2.3 Geeft op een gepaste manier grenzen aan om het welbevinden en de leerkansen van alle lerenden te vrijwaren.
|
|
3.2 Beheerst de domeinspecifieke, vakinhoudelijke en vakdidactische expertise van de leergebieden en kan deze actualiseren, verbreden en verdiepen.
|
|
3.5 Communiceert schriftelijk en mondeling in Standaardnederlands.
|
|
4.3 Voert relevante administratieve taken correct uit.
|
|
7.4 Werkt in co-of teamteaching gezamenlijke leeractiviteiten uit voor de lerenden.
|
|
11.2 Relationele gerichtheid: toont in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect.
|
|
11.3 Kritische ingesteldheid: durft zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit en de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
|
|
11.4 Leergierigheid en eigenaarschap: is nieuwsgierig, zoekt actief naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen en neemt het leren in eigen handen.
|
|
11.5 Organisatievermogen: is erop gericht de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.
|
|
11.6 Zin voor samenwerking: engageert zich om collectief aan dezelfde taak te werken.
|
|
11.8 Flexibiliteit: past zich aan wijzigende omstandigheden zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
|
|
11.9 Creativiteitszin: denkt out-of-the-box en is erop gericht dit bij lerenden te stimuleren.
|
|
11.10 Speelsheid: zich enthousiast tonen en aansluiting vinden bij de leef- en belevingswereld van de lerende.
|
|
11.12 Diversiteitsdenken: bekijkt personen en situaties vanuit verschillende invalshoeken, stuurt het eigen referentiekader bij vanuit interactie met anderen, ziet diversiteit als een normaal onderdeel van de maatschappij en gebruikt het als leerkans.
|
|
11.13 Duurzaamheid: zet in op duurzaam leren, gaat duurzaam om met materiaal, engageert zich voor duurzaam samenleven.
|
|